Volkswagen-Porsche 914, de gemiste kans

Wanneer een mainstream merk samenwerkt met een van de grootste namen op het gebied van sportwagens om een betaalbaar sportmodel te produceren, lopen de risico's hoog op. Helaas was het recept geen succes in Europa.

Toen de Porsche 911 in 1964 op de markt kwam, wist hij niet meteen een klantenkring van liefhebbers, die zweerden bij de 356, voor zich te winnen. De verkoop was zo teleurstellend dat het bedrijf een manier moest vinden om te overleven. Het resultaat was de 912, een 911 aangedreven door de 1,6-liter viercilindermotor van de 356. Het probleem was dat het imago van de nieuwkomer dreigde te worden aangetast door de zeer matige prestaties van dit model. Dit zette Porsche ertoe aan samen te werken met Volkswagen om een meer betaalbare sportwagen te creëren, zonder het imago van de 911 te beschadigen. In 1966 werd de mechanische lay-out van deze auto vastgelegd en twee jaar later werd een prototype geproduceerd onder leiding van Ferdinand Piëch. Om een grootschalige distributie te verzekeren, zou de auto op de markt worden gebracht door het Volkswagen-netwerk, althans in bepaalde Europese landen. Er werd een gemeenschappelijke onderneming opgericht, Volkswagen Porsche Vertriebgesellscharft GmbH.,

Een coupé en een cabriolet

De Volkswagen-Porsche 914 werd gepresenteerd op de Frankfurt Motor Show van 1969. Gebouwd door carrosseriebouwer Karmann, voldeed hij aan strenge specificaties die bepaalden dat de auto op geen enkel ander model van de twee merken mocht lijken. Men kan stellen dat deze clausule werd nageleefd, want de 914 was baanbrekend met een zeer hoekige carrosserie in seventies-stijl. Deze tweezitter had een afneembaar dak dat ruimte innam in de achterbak, een centraal geplaatste motor en 'pop-up' koplampen die in die tijd erg in de mode waren. Hoewel hij niet de naam Porsche droeg, was de afwerking behoorlijk, maar niet volgens de normen van de firma uit Stuttgart.

Bescheiden vermogen

Bij zijn debuut was de 914 verkrijgbaar met twee motoren: een 1,7-liter van Volkswagen met 80 pk en een Porsche (914-6) 2,0-liter zescilinder met 110 pk. Hoewel hij door zijn uiterlijk op een sportwagen leek, stelde de auto teleur door zijn matige prestaties, vooral met de VW-quatraplat. Hoewel hij 200 km/u haalde, was de 914-6 duur en werden er in slechts twee jaar tijd slechts 3.500 exemplaren van verkocht. De 4-cilinder 914 verkocht goed op de Amerikaanse markt, maar schitterde niet in Europa. Hij evolueerde met brandstofinjectie en vervolgens een 1,8-liter blok (85 pk), voordat hij een 2,0-liter motor met 100 pk kreeg. Op de Amerikaanse markt vereisten vervuilingsnormen het gebruik van brandstofinjectie en katalysatoren; de 914 beëindigde zijn carrière in 1976 met slechts 88 pk, een nogal bescheiden prestatie. Uiteindelijk werden 118.500 exemplaren geproduceerd, waarvan 75% naar de Verenigde Staten werd geëxporteerd!

Uit het vagevuur

Lange tijd afgewezen door Porsche-liefhebbers die hem te gewoontjes vonden en door Volkswagen-fans die zijn 'seventies'-uiterlijk niet konden waarderen, heeft de 914 enkele jaren geleden eindelijk zijn sporen verdiend. Terwijl de 6-cilinder versie niet meer wordt verkocht voor minder dan 50.000 euro, blijft de meer gangbare 914-4 betaalbaar, met een prijskaartje van ongeveer 25.000 euro voor een model in goede staat. Hoewel alle onderdelen gereviseerd zijn en de levering ervan geen probleem vormt, moet u wel oppassen voor corrosie, de grootste vijand van deze auto. Van menig 914 is de carrosserie letterlijk in tweeën gebroken, zo erg was hij gecorrodeerd. Het moet gezegd worden dat bescherming tegen roest niet bestond in die tijd...

Over de auteur:

Lees verder