Verdwenen merken - Delage : Franse luxe

48 jaar lang produceerde Delage technisch geavanceerde auto's van topklasse. Ondanks een uitstekende reputatie en goede raceresultaten is de carrière van het bedrijf niet vlekkeloos verlopen.

Als ingenieur van opleiding begon Louis Delage zijn carrière als opzichter bij een spoorwegmaatschappij. Hij was reeds op jonge leeftijd geïnteresseerd in auto's en verliet al snel zijn baan om in 1900 zijn eigen ontwerpbureau te starten. Drie jaar later werd hij aangenomen door Peugeot als hoofd onderzoek. De briljante Delage leerde snel en zijn verlangen naar onafhankelijkheid ontwikkelde zich al even snel: in 1905 werd het bedrijf Delage et Cie opgericht. Samen met zijn rechterhand Augustin Legros richtte hij zijn bedrijf op in een werkplaats in Levallois-Perret. In minder dan 6 maanden ontwikkelen de twee mannen twee chassis (type A en B) die worden aangedreven door motoren van De Dion-Bouton. Vanaf het begin onderscheidt het merk Delage zich door de uiterste zorg die aan de productie wordt besteed. Het was vooral de stilte van de wagens die het publiek en de pers verbaasde. De bestellingen stroomden snel binnen en het bedrijf groeide. In 1907 begon de bouw van een nieuwe, veel grotere fabriek, terwijl het merk deelnam aan zijn eerste races. Profiterend van de komst van kapitaal van investeerder Henri Davène de Roverval, verbeterde Louis Delage zijn productiefaciliteiten, en zo ook zijn racewagens. Een van zijn auto's won de Grand Prix des Voiturettes de l'ACF die plaatsvond in Dieppe, waardoor het merk veel publiciteit genoot, ook al stond het nog niet op hetzelfde niveau als de grote namen op de markt.

Vier en zes cilinders

De volgende jaren waren voorspoedig voor Delage, dat zich verder ontwikkelde en investeerde in een prachtige garage in Parijs en een nieuwe fabriek in Courbevoie. Louis Delage regeerde met ijzeren vuist over zijn personeel en wilde zich meer en meer op de markt van de luxewagens richten. Hoewel het merk nog steeds 4-cilinder auto's produceerde, schakelde het geleidelijk over op 6-cilinder motoren, die het toppunt van verfijning waren. In de competitie onderscheidde Delage zich door twee van zijn auto's op de eerste twee posities van de Franse Grand Prix van 1913 te plaatsen. Het jaar daarop maakte het bedrijf naam in de Verenigde Staten door in de beroemde Indianapolis 500 als derde te eindigen. Met het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog nam de productie helaas af en werd uiteindelijk stopgezet ten gunste van de oorlogsinspanning. Delage produceerde toen hulzen, wat de baas er niet van weerhield een nieuw model te bedenken dat na het conflict op de markt zou komen: de CO. Enkele voertuigen werden geleverd aan het Franse hoofdkwartier, die ze voor het einde van de vijandelijkheden testte. Deze auto met 6 cilinders werd vanaf 1920 in serie gebouwd en uiteindelijk ondersteund door de DO, een bescheidener model met een 4-cilinderblok. Deze voertuigen werden vervangen door een nieuwe generatie auto's die een commercieel succes waren. Nu de zaken beter gaan, zijn de races terug aan de orde met enkele successen. Louis Delage werd steeds autoritairder en ontstond er wrevel met zijn zoon, die uiteindelijk het bedrijf verliet. In 1924 brak een experimenteel model genaamd "La Torpille" het wereldsnelheidsrecord in Arpajon met een snelheid van 230 km/u! In een tijd waarin de CO2, de best verkochte personenauto van het merk, volledig verouderd was, werd de baas overgehaald om een luxemodel te ontwikkelen dat met Hispano-Suiza kon concurreren: dit werd de GL, met een 6-liter motor en talrijke technische verfijningen, waaronder een bovenliggende nokkenas. Helaas was dit model een economisch fiasco met slechts 180 verkochte exemplaren.

De beste jaren

Na talrijk personeelsverloop keerde Delage in 1927 terug in de competitie met de 1500, een model dat het merk zijn beste momenten zou bezorgen, was het echter niet dat het budget erg groot was en er veel productiewagens verkocht moesten worden om de kosten te dekken. Er werden nieuwe modellen ontwikkeld, waaronder de DR, die met 5.300 geproduceerde exemplaren de op één na best verkopende Delage werd: een succes dat mede te danken was aan de in dat jaar behaalde titel in het snelheidswereldkampioenschap. Terwijl Delage zijn fabriek opnieuw uitbreidde, sloeg de economische crisis geleidelijk toe en zette de fabrikanten van luxewagens onder druk. Toch stelde de firma de D8 voor met zijn uiterst geraffineerde en stille achtcilindermotor. De auto, die als kale chassismotor werd verkocht, werd naar de beste Europese carrosseriebouwers gestuurd voor een uiterst exclusieve, soms extravagante aankleding. Het jaar daarop lanceerde Delage de D6, waarvan de motor in feite die van de D8 was, maar dan zonder twee cilinders. Het werd geen succes en het bedrijf kreeg ernstige cashflow problemen. Een tijdlang bood Louis Delage aan zijn auto's aan Peugeot te verkopen, maar het bedrijf weigerde. Na het afslaan van het aanbod van de firma Gnome et Rhône om de fabriek en het merk te kopen, ontsloeg Delage personeel en reorganiseerde de verkoopafdeling. Pierre Delage, zoon van Louis, keert dan terug in het familiebedrijf. Ondanks een reorganisatie van het gamma en nieuwe 8- en 4-cilindermotoren gaan de zaken zeker niet zo goed als voorheen. In 1933 bundelen de leveranciers hun krachten om de schulden van Delage te beheren.

Herstel

In 1935 gaf Louis Delage het op en besloot het bedrijf te stoppen. Een Parijse handelaar, Walter Watney, kocht het bedrijf. Hij vond dat het bedrijf niet kon overleven zonder samen te werken met een andere fabrikant: er werd een overeenkomst gesloten met Delahaye om in toekomstige modellen diens motoren te gebruiken. De "Société Nouvelles des Automobiles Delage" werd opgericht en kwam op het Autosalon van Parijs met 4 nieuwe modellen: de Types DI 12, D6 60, D6 80 en D8 100. Ondanks het feit dat ze dezelfde motor deelden met de Delahaye, hadden de Delages een eigen stijl. De saus sloeg echter niet meteen aan en de commerciële resultaten waren teleurstellend. Een Delage D6 70 werd 4e in de 24 uur van Le Mans in 1937 en het merk herwon geleidelijk zijn vroegere prestige. Helaas brak de Tweede Wereldoorlog uit en kwam de ontwikkeling van het bedrijf tot stilstand. Tijdens de bombardementen werd de fabriek van Courbevoie gedeeltelijk vernietigd. Louis Delage koos van zijn kant de weg van de eenvoud en de spiritualiteit en maakte verschillende bedevaarten naar Lourdes per fiets of te voet. Hij stierf op 14 december 1947.

Moeilijke tijden

Na de oorlog hervatte Delage schuchter zijn activiteiten met een enkel chassis aangedreven door een 6-cilinder 3-liter blok. De elegantie die het koetswerk kenmerkte was er niet meer en de auto's konden hun verouderde ontwerp niet langer verbergen. Ondanks twee zeer goede resultaten tijdens de 24 uur van Le Mans in 1949 en 1950, verkocht de fabrikant steeds minder auto's. De teerling werd uiteindelijk geworpen in 1954 toen Delahaye besloot te stoppen met de productie van auto's. Sindsdien is Delage slapend verder blijven leven, maar in 2020 besloot Laurent Tapie, de zoon van de beroemde zakenman Bernard Tapie, het merk opnieuw te lanceren. Volgens het laatste nieuws zal de D12, een hypercar met meer dan 1.000 pk, worden gebouwd in 30 eenheden, die elk voor meer dan twee miljoen euro worden verkocht. De toekomst van Delage is echter nog niet verzekerd...

Over de auteur:

Lees verder