Ford GT40, Ford's wraak

De Ford GT40, ontkiemt uit de frustratie van Henry Ford II, nam deel aan 's werelds meest prestigieuze races met de beste coureurs uit de jaren 1960.

Zodra hij begin jaren zestig Ford overnam, wilde Henry Ford II (1917-1987) meer dan wat ook dat zijn merk de 24 Uur van Le Mans zou winnen. In 1963 begon hij te onderhandelen met Enzo Ferrari, wiens bedrijf in financiële moeilijkheden verkeerde. Na zware onderhandelingen gaf Ford veel geld uit (waaronder voor complexe financiële controles, enz.) om Ferrari over te nemen. Maar dit was zonder het onstuimige karakter gerekend van de "Commendatore", die de verkoop op het laatste moment afblies wegens een probleem met een clausule die hem verbood deel te nemen aan de beroemde Indianapolis 500 Miles-race. Even temperamentvol zweert Henry Ford II, diep beledigd, dat hij zelf een auto zal bouwen om te schitteren in de Sarthe. Dit is echter geen gemakkelijke opdracht voor een all round fabrikant, reden waarom hij zich wendt tot Britse ambachtslieden. Uiteindelijk viel de keuze op Lola gekend voor de GT MK6, een krachtpatser met een centraal gemonteerde V8-blok. Ford kocht een paar chassis en huurde Eric Broadley, 'Mr Lola', in om zich te buigen over wat de GT40 zou worden.

Moeilijke afstelling

Het debuut tijdens de 24-uursrace van Le Mans in 1964 was geen groot succes: één auto raakte beschadigd en de andere werd vernietigd als gevolg van ernstige aerodynamische problemen die resulteerden in een gebrek aan grip achteraan. De drie GT40's die meededen, moesten uiteindelijk opgeven wegens mechanische problemen. Ford deed vervolgens beroep op carrossier en voormalig coureur Carroll Shelby om de auto te verbeteren: hij wijzigde de aerodynamica voor meer neerwaartse kracht en installeerde een andere V8-motor, ditmaal met een cilinderinhoud van 7 liter. Genaamd GT40 MKII, vond de wagen zijn weg terug naar Le Mans in 1965. Ondanks de deelname van 6 auto's (2 MKII's en 4 MKI's), slaagde Ford er opnieuw niet in om indruk te maken. Zonder enige ontmoediging keerde de fabrikant met het blauwe ovaal in 1966 terug met niet minder dan 13 auto's! Uiteindelijk eindigden drie MKII's (eindelijk) op de eerste drie treden van het podium. De GT40 won dat jaar ook in Sebring en Daytona.

Op weg naar succes

Het jaar daarop presenteerde Ford de MK IV, een nog aërodynamischere evolutie van de MKII. Met een snelheid van 340 km/u in een rechte lijn won hij de 24 uur van Le Mans en gaf hij Ferrari, wiens auto 4 ronden achterstand had, een flink pak slaag. De auto zegevierde ook op Sebring later in het jaar. In 1968 wijzigde de FIA het reglement en beperkte de motorinhoud, waardoor Ford met de MKIV niet meer kon deelnemen. Teammanager John Wyer schreef echter vijf "oude" GT40 MKI's in met een 4,7-litermotor met door Gurney-Eagle geleverde cilinderkoppen. Eén van deze wagens, gewikkeld in de beroemde Gulf-kleuren, wist als winnaar de eindmeet als eerste te overschrijden. Een bittere overwinning echter omdat door de afwezigheid van Ferrari, die de race boycotte, de echte concurrentie weg was. In 1969 won de mythische Ickx-Oliver tandem, terwijl een andere GT40 op de derde plaats eindigde.

De legende

In de paar jaar dat de wagen op Le Mans heeft gereden, is de GT40 uitgegroeid tot een heuse mythe, in die mate zelfs dat het tot op heden één van de meest nagebouwde auto's is (samen met de Lotus Seven). Ford produceerde tussen 1964 en 1968 in totaal 126 GT40's, waarvan er enkele aan privé stallen werden verkocht. Vandaag de dag kan een echte GT40 enkele miljoenen euro's waard zijn, afhankelijk van zijn staat. Als alternatief is het aanbod groter... van de "geautoriseerde" replica's, tot de correct nagebouwde modellen en de bij benaderingen geassembleerde wagens die in de achtertuinen van Britse pubs zijn gebouwd, heeft de amateur de keuze al naar gelang zijn budget. Reken van 20.000 tot enkele honderdduizenden euro's.

Over de auteur:

Lees verder