Le Mans Classic 2014 heeft naast de races, paddocks, clubs, veiling en talloze commerciële standen ook een prestigieus concours op het menu, het Le Mans Heritage Club concours... Een concours dat als invalshoek heeft dat de deelnemende wagens minstens 1 deelname aan de 24h van Le Mans op het actief moeten hebben.
Onder toezicht van de FIVA, FFVE en een internationale jury, waar voormalig Belgische Premier en oldtimerliefhebber Guy Verhofstadt een van die juryleden was, kende het team in ieder van de 6 categorieën prijzen toe. De weersomstandigheden tijdens het eerste weekend van juli zorgden er helaas voor dat de wagens nu en dan onder een beschermende hoes verdwenen. Gelukkig scheen de zon net lang genoeg en was de wachtrij niet al te lang om deze wagens van dichtbij te kunnen bewonderen.
Klasse 1 : 1923 - 1939
In de "voor-oorlogse" klasse was het de Bentley Speed 6 “Old No 1” die met de hoofdprijs ging lopen. In de handen van de legendarische “Bentley Boy” Woolf Barnato kwam “Old No 1” tweemaal als winnaar over de finish in Le Mans (1929 ,30). Old No 1 is na vele omzwervingen terug in het bezit van Bentley Motors Ltd die deze wagen in Le Mans tentoonstelde. De oudste deelnemende wagen aan het concours de Lorraine Dietrich B3-6 Sport “Le Mans” was er al bij in 1925 tijdens de derde editie van ‘s wereld bekendste uithoudingswedstrijd. Lorraine Dietrich B3-6 chassis 122892 eindigde als derde in die derde editie ,een race gewonnen door een andere Lorraine Dietrich B3-6 Sport “Le Mans”. In 1926 wist Lorraine Dietrich opnieuw te winnen ,B3-6 122892 kwam toen als eerste over de finish met in zijn zog de 2 andere B3-6’s die eindigden op plaatsen 2 en 3 Lorraine Dietrich was hiermee de eerste fabrikant die het volledige podium van de 24u van Le Mans kon bezetten.
Klasse 2 : 1949 - 1957
De eerste periode na de Tweede Wereldoorlog en een decennium na de laatste editie van 1939 ,bolides uit deze naoorlogse periode namen het tegen elkaar op in klasse 2 van het Le Mans Classic Heritage Club concours voor wagens tot 1957. Deze periode zag het Britse Jaguar als succesvolste merk dat 5 overwinningen boekte in deze periode ,geen 5 overwinningen voor Talbot Lago Grand Sport “Chambas” chassis 110105 maar wel 5 deelnames tussen 1949 en 1953 met een 9de plaats in 1952 als beste resultaat en mede dankzij de unieke door André Chambas gebouwde carrosserie gekozen tot winnaar van deze categorie. De Spaanse eigenaar van deze Talbot José Fernandez heeft duidelijk een voorliefde voor dit Franse merk en had naast de winnende Talbot ook nog Talbot T26 GS 110059 ingeschreven in dezelfde klasse en was ondertussen op het circuit actief in de ex Pierre Levegh Talbot T26 GS 110056.
Klasse 3 : 1958 - 1965
Een Belgische verzamelaar ging aan de haal met de hoofdprijs in klasse 3 ,Roland D’Ieteren is niet zomaar een verzamelaar ,D’Ieteren voorzitter van de gelijknamige groep die we vooral kennen als invoerder van de merken van het VAG concern maar ook een van de mooiste classic car collecties van België bezit en een stuwende kracht is achter het Autoworld museum in Brussel. De wagen waarvoor D’Ieteren de trofee kreeg is een Osca 1000 S uit 1961 die in datzelfde jaar aan de start kwam van de 24 uren maar helaas tot opgave gedwongen werd door problemen met de koppeling. Naast de Osca viel nog een andere Italiaanse barchetta in de prijzen met de 250 Testa Rossa (1958) van Michael Malone kreeg de “Special Prize” ,chassis 0606 begon evenwel het leven als een Ferrari 290 MM het was ook in die vorm dat chassis 0606 deelnam aan de Le Mans 24u race van 1957 met aan het stuur de Belg Jacques Swaters die met zijn Ecurie Nationale Belge en later Ecurie Francorchamps een niet onbelangrijke rol zou spelen in de Belgische automobielgeschiedenis en dat voornamelijk met wagens van het merk Ferrari.
Klasse 4 : 1966 - 1971
Na de dominantie van Ferrari tijdens de eerste helft van de jaren zestig nam Ford de fakkel over in 1966 om die in het begin van het volgende decennium door te geven aan Porsche. Franse constructeurs hadden het moeilijk om het tegen deze buitenlandse overmacht op te nemen voor de algemene overwinning en kozen er voor om zich toe te leggen op het winnen van de Index of performance. Voornamelijk Alpine was hierin bedreven met winst in 1968 en 1969 met de Alpine A210 die ondanks zijn kleine motor toch hoge snelheden wist te halen geholpen door zijn uiterst gestroomlijnd koetswerk. De Alpine A210 van Henri en Sylvain Stepak kreeg de hoofdprijs in klasse 4 ,de prijs uitgereikt door de FIVA (Fédération Internationale des Véhicules Anciens) ging naar de ASA RB 613 1300GT van een Belgische verzamelaar die deze ASA hier in 2012 op de Artcurial veiling kocht. ASA RB 613 1300GT chassis 21004 nam in 1966 deel aan de Le Mans 24u race om daarna te verhuizen naar Verenigde Staten waar de ASA nog deelnam aan de 24u van Daytona en de 12u van Sebring.
Klasse 5 : 1972 - 1981
De periode waarin de grote motoren van de al te dominante geworden Porsche 917 en Ferrari 512 niet langer welkom waren zou er een worden van Turbo motoren die vooral door Porsche succesvol werden ingezet. Een eerste poging met de winnaar van de deze klasse de 911 Turbo RSR in 1974 leverde meteen een 2de plaats op voor Porsche na de winnende Matra MS 670 van Henri Pescarolo die in 1974 zijn derde opeenvolgende overwinning mocht vieren. Vreemde eend in deze groep is de Porsche 917 K81 van Eric Montcornet die in 1981 aan de start in Le Mans verscheen ,door een wijziging in het reglement kon de Porsche 917 technisch gezien terug deelnemen dus bouwde Porsche specialist Kremer een nieuwe 917. Gebrek aan testwerk weerhield de 917 K81 de verhoopte prestaties te leveren en wanneer de beschadigde 917 K81 na 7 uur wedstrijd het voor bekeken hield bleek dit het definitieve einde van de legendarische Porsche 917 in Le Mans.
Klasse : 1982 - 2014
In de laatste groep waar 7 wagens naar de winst dongen was het de BMW V12 LMR die met de eer ging lopen ,de winnende wagen van een van de meest memorabele Le Mans edities. De turbulente editie van 1999 waarin de knappe prestatie van voormalig F1 piloten Yannick Dalmas ,Pierluigi Martini en Joachim Winkelhock in de BMW V12 LMR wat in de schaduw is blijven steken door de aerodynamische problemen dat het Mercedes team had met de Mercedes CLR dat zijn spectaculaire dieptepunt bereikte toen de CLR van Peter Dumbreck voor het luchtruim koos om vervolgens naast het circuit belande en het voorlopige einde betekende van Mercedes in Le Mans.
- 1e in klasse 1923-1939 : Bentley Speed 6 ‘‘Old N°1’’ (1929)
- 1e in klasse 1949-1957 : Talbot Lago Grand Sport ‘‘Chambas’’ (1948)
- 1e in klasse 1958-1965 : Osca 1000 (1961)
- 1e in klasse 1966-1971 : Alpine A210 (1966)
- 1e in klasse 1972-1981 : Porsche Turbo RSR (1974)
- 1e in klasse 1982-2014 : BMW V12 LMR (1998)
- Prijs FFVE : Gordini T15 S (1953)
- Prijs FIVA : ASA RB Type 613 1300 GT (1966)
- Specials : Ferrari 250 Testa Rossa (1958)
- Prix d’Excellence : Rover BRM (1965)
Maserati 100
100 jaar overleven in de harde wereld van de automobielindustrie is een ware prestatie en in het geval van Maserati bijna een mirakel ! De voorbije eeuw wisselde Maserati de successen af met diepe vooral financiële dalen waardoor de in Modena gevestigde sportwagenfabrikant meermaals op de rand van sluiting stond ,het feit dat ze in Modena nog altijd wagens van het merk met de drietand produceren is meer dan reden genoeg om te vieren en bijgevolg laat Maserati geen gelegenheid onbenut om dit te doen zo ook tijdens het Le Mans Classic Heritage Club concours waar niet de nadruk op het succesvolle race verleden lag maar op de elegante sportwagens die in de fabriek aan de Viale Ciro Menotti van de band rolden. Op het hoogtepunt van hun sportieve succes (Wereldkampioen Formule 1 1957) koos Maserati volop voor het produceren van luxueuze sportwagens die het in grotere volumes kon verkopen en zodoende Maserati uit de financiële problemen moesten houden. De in 1957 gelanceerde Maserati 3500 GT slaagde in dat opzet ,ook zijn opvolger de door Giorgetto Giugiaro ontworpen Maserati Ghibli verkocht vlot. Geboren onder een economisch ongunstig gesternte kon de Maserati Khamsin het succes van zijn voorgangers niet evenaren. Maserati lijkt op sterven na dood als ook toenmalig eigenaar Citroën in de problemen komt ,De Argentijn Alejandro de Tomaso weet niet alleen een sluiting te voorkomen maar ook Maserati in leven te houden onder andere door de lancering van de kleinere en in grotere hoeveelheid gebouwde Biturbo modellen die ondanks de goede opvatting te lijden hadden onder een gebrek aan ontwikkeling waardoor de Biturbo al snel een niet favorabele reputatie genoot ,een reputatie die de Biturbo tot op heden niet heeft kunnen afschudden en dus komt dit model dan ook maar zelden aan bod. Een van de laatste creaties van het De Tomaso bewind was de Maserati Barchetta ,deze racewagen kwam in actie in zijn eigen raceserie de Grantrofeo Barchetta in 1992 en 93. Pas een decennium later zou Maserati zijn herintrede doen op het internationale race toneel ,ondertussen was Maserati onderdeel geworden van de Fiat groep dat met de 3200GT Maserati nieuw leven had ingeblazen en ook voor een terugkeer naar het circuit zorgde niet enkel met Trofeo wagens van de 4200 en opvolger Gran Turismo maar vooral met de op de Ferrari Enzo gebaseerde MC12 die talloze titels won in het FIA GT kampioenschap.
Op de iets verder gelegen expositieruimte waar de FFVE (Fédération Française des Véhicules d’Epoque) een 20-tal wagens tentoonstelt die gemeen hebben dat hun carrosserie ontworpen is door een Franse koetswerkbouwer. Die Franse “coachbuilders” hebben een lange traditie die tijdens de jaren voor de Tweede Wereldoorlog wereldfaam genoten. Na de oorlog nam de vraag naar handgebouwde en unieke koetswerken af door ondermeer de vernieuwde constructiemethodes. Henri Chapron was een van de belangrijkste Franse koetswerkbouwers en terwijl vele andere sectorgenoten noodgedwongen de deuren sloten bleef Chapron vooral dankzij het ombouwen van de Citroën DS nog vele jaren actief. Ondertussen zijn de door Chapron omgebouwde Citroën DS décapotable’s zeer gegeerd ,ook de vroegere creaties van Chapron zijn dat zoals de tentoongestelde Delage D6 70 cabriolet en Delhaye 135 cabriolet. Enkele andere grote namen onder de Franse koetswerkbouwers zijn Letourneur & Marchand ,de spectaculaire Saoutchick en de in Parijs gevestigde Italianen Figoni & Falaschi waarvan Giuseppe Figoni het creatieve brein was dat de meest tot de verbeelding sprekende creaties ontwierp.
4de en laatste thema in het tentoonstellingspark van Le Mans Classic beschrijft enkele significante technologische evoluties die in de loop der jaren vaak het verschil tussen winst of verlies betekenden. Van eenvoudige innovaties als een mistlicht dat in 1926 een groot voordeel opleverden voor Lorraine-Dietrich dat zijn 3 bolides op het podium zag eindigen of grote technische doorbraken zoals de schijfremmen die Jaguar op zijn C-type liet monteren en een schot in de roos waren voor Jaguar met winst in 1953. Maar niet alle uitvindingen bleken zo succesvol ,zo waren de veelvuldige pogingen om met een door turbinemotor aangedreven wagen te racen zoals de Rover BRM die in 1963 wel de race wist uit te rijden maar dit buiten competitie moest doen niet echt succesvol te noemen. Succesvoller bleek de introductie van de turbo gevoede motor ,in 1974 bracht de Porsche 911 Turbo RSR aan de start en won dankzij deze technologie in 1976 met ondermeer Jacky Ickx achter het stuur. Vele andere fabrikanten namen de turbo technologie over wat niet kan gezegd worden van de Wankelmotor waarmee Mazda in 1991 zijn grootste succes behaalde met de ondertussen legendarische 787B ondanks dit succes bleven andere constructeurs vasthouden aan traditionele verbrandingsmotoren tot Audi in 2006 aan de start kwam met de door een dieselmotor aangedreven Audi R10 ,de eerste overwinning van een diesel auto was een feit. Amper 4 jaar later volgde de eerste overwinning van een hybride wagen (Audi R18 e-tron) een nieuwe technologie waarvan het laatste nog niet gezien is en die de komende jaren het Le Mans gebeuren zal domineren.
© Steven Vandeputte