Audi presenteerde het systeem met permanente vierwielaandrijving voor het eerst in 1980. Vandaag is een op de vier Audi's een Quattro. In het originele Quattro-systeem waren de motor en de aandrijving in de lengterichting geplaatst. Maar sinds 1980 is het Quattro-systeem sterk geëvolueerd. Zo waren er de Audi 100, de AVUS (deze bleef bij een prototype), de Audi RS2 die in samenwerking met Porsche werd gebouwd en als eerste de naam 'Quattro' kreeg, de Audi RS2 en in 1994 een sportieve break die voor deze tijd gewoonweg sensationeel was. De Quattro-technologie verbeterde voortdurend en al snel kon de kracht precies worden gestuurd naar waar de wagen deze nodig had (op het linker- of rechtervoorwiel of de achterwielen). Daardoor kon Audi in 2005 zijn eerste terreinwagens uitbrengen, waaronder de Q7 (Q = Quattro). De meest recente generatie is de zesde: deze werd voor het eerst gebruikt in de Audi RS5. Het systeem heeft een centraal differentieel dat tot 70 % van het koppel op de voorwielen en tot 85 % van het koppel op de achterwielen kan zetten, afhankelijk van de behoefte en de werkelijke tractie (draaien, versnellen, afremmen, sneeuw enz.). Deze zesde Quattro-generatie is vervolgens geïntegreerd in de A7 en de nieuwste A6- en A8-modellen. Vandaag zijn de krachtigste Audi-modellen, zoals de RS4, RS6, RS5 en RS8, als Quattro verkrijgbaar - en zelfs de minder krachtige versies, zoals de Q2. Maar de waardigste Quattro-erfgenamen vandaag zijn zonder twijfel de Audi TT RS en de Audi RS3, beide met vijf cilinders en 400 pk.
|